|
Awe
Het Engelse
woord is
moeilijk te
vertalen.
Ontzag,
eerbied, vrees
- maar dat is
het toch niet.
Huiver, geen
goed Nederlands
woord, komt het
dichtst bij de
betekenis van
awe. Awe, men
moet naar dit
woord
luisteren.
Rudolf Otto
maakte in zijn
befaamde boek
Das Heilige
de woorden
numineus
en het
numineuze,
als hij 'die
eigentümliche
Kategorie des
Heiligen' wenst
te benoemen.
Hij heeft het
woord afgeleid
van numen,
dat wenk
betekent:
gebiedende
knik. In het
verlengde
daarvan:
goddelijk
bevel,
goddelijke
macht.
Wij kennen het
allen. Niet
alleen en zelfs
niet allereerst
in verband met
een kerk of een
tempel. Een
landschap kan
numineus zijn.
Een bosrand in
de lichte nevel
van een
herfstavond. De
woestijn! Wie
de Dode Zee
ziet met haar
loden water,
met de
uitgemergelde
rotsen aan deze
en aan de
overzijde van
het meer, met
de enkele,
haast
onmogelijke
oase, kan
vermoeden dat
het land daar,
hoe anders het
wellicht
vroeger heeft
geleken,
eremieten
herbergde,
profeten
voortbracht, en
tot de
vreemdste
bespiegelingen
aanleiding gaf.
Daar, in de
aanwezigheid
van awe,
van numen,
begint elk
geloof. Geen
mens zou ertoe
komen een
tempel, een
kapel, een kerk
te bouwen
wanneer de
aarde niet
verschillend
bedeeld was met
numen.
Waar overvloed
bestond van dat
numen,
daar werd het
heiligdom
gebouwd.
Minstens zo
zeker is het
dat niet alle
heiligdommen
het 'quotum
nu-men' juist
honoreren. Er
zijn kerken die
nauwelijks
iemand
beroeren. Door
hun stijl. Door
hun versiering,
hun akoestiek.
Door het licht
van buiten.
Maar ook zijn
er kerken die,
vermoedt men,
ieder beroeren,
en tot die
kerken behoort
de basiliek.
Behoorde de
basilica van
Constantijn.
De Sint-Pieter
die vandaag in
Rome staat, met
de geweldige
koepel van
Michelangelo,
met de
vangarmen van
Bernini, heeft
van het
numineuze
niets.
Het werk van J.H. van den Berg is uniek voor Nederland: de herdrukken en vertalingen van zijn vele boeken zijn nauwelijks te tellen; waarschijnlijk is hij de in het buitenland meest gelezen Nederlandse auteur. Vooral zijn 'metabletische' beschouwingen hebben opzien gebaard en soms tot felle kritiek geleid. Het werk neemt echter een geïsoleerde plaats in, die voor een deel door Van den Berg zelf gezocht lijkt te zijn. Dwars door disciplines zich bewegend en schoolvorming schuwend, leek hij zich niets van kritiek aan te trekken en zich in 'splendid isolation' terug te trekken.
Toen als zijn
zoveelste boek
in 1995
Metabletica van
God
verscheen, is
Van den Berg
uitgenodigd tot
een discussie
over zijn werk,
een uitnodiging
die hij ditmaal
aanvaard heeft.
Deze bundel
bevat de
teksten die bij
die gelegenheid
besproken zijn.
Van den Berg
zet nog eens
kort uiteen wat
hij met zijn
'metabletica'
beoogde.
Vervolgens
worden
verschillende
aspecten
daarvan onder
de loep genomen
vanuit
wijsbegeerte,
psychologie,
geschiedschrijving
en sociale
wetenschappen.
Daarmee levert
deze bundel een
aanzet tot het
doorbreken van
het isolement
en tot een
nieuwe
uiteenzetting
met Van den
Berg.
J.A. van Belzen,
J.H. van den
Berg en zijn
'critici' Bij
wijze van
inleiding en
voorwoord;
J.H. van den
Berg, De
vraag 'Wat is
metabletica?'
goeddeels
autobiografisch
beantwoord;
A.W.M. Mooij,
Hermeneutiek en
metabletica;
M.B. Pranger,
De
onveranderlijkheid
van God;
W. van Hoorn,
Metabletica en
de psychische
transformaties
in de
cultuurgeschiedenis;
J.A. van
Belzen,
Metabletica en
de armoede van
de (godsdienst)
psychologie;
L.
Laeyendecker,
De God van
metabletica.
Een kritische
verkenning.
Metabletica is een door prof. dr. J.H. van den Berg( 1914) geïntroduceerde term. In 1956 verscheen zijn boek Metabletica of leer der veranderingen. Daarin betoogt hij dat de mens niet een onveranderlijk gegeven is geweest in de geschiedenis, maar dat hij juist verandert in de loop van de tijd. Daarom is ons leven niet 'een variatie op een bekend thema' (namelijk het leven dat mensen vroeger leefden), maar 'anders, en wel wezenlijk anders'. Van den Berg vergelijkt dan ook vroeger en nu en vraagt naar de zin en de betekenis van de veranderingen die hebben plaatsgevonden. Het wonderlijk is dat die veranderingen zichtbaar werd op allerlei gebieden tegelijkertijd: het gezin, de wiskunde, de architectuur, de spiritualiteit, de natuurkunde, de psychologie, de godsdienst, de relaties tussen mensen, de kunstgeschiedenis, enz.